Er is weinig aan de lente veranderd is de derde bundel van Jane Leusink en misschien wel haar meest krachtige. De dichteres veroorlooft zich veel vrijheid. Zij kan zich laten inspireren door schilders, de middeleeuwse mystica Hadewych, maar even gemakkelijk door een cartoon van Peter van Straaten. En ook in de vorm slaat Leusink nieuwe wegen in. Naast het vrije vers maakte ze voor deze bundel een aantal verrassende pantoens. Dat alles maakt deze bundel tot een boeiende leeservaring: ernst en dichtplezier gaan hand in hand.
Over een man en zijn verte
They are the damned
and so their sadness is perfect,
delicate as an egg placed in your palm
Hard, it is decorated with their face
Aanzie een man tot aan zijn onderschatte zijde
De nacht voor hij zijn grote toespraak houden moet
Een grote vrouw met gouden schoentjes aan de voet
Zij klopt op haar schoot, mijn god, wat is ze warm
De nacht voor hij zijn grote toespraak houden moet
Zijn gezicht is mos, mos zijn gezicht
Zij klopt op haar schoot, mijn god, wat is ze warm
Beter geen Nietzsche lezen in de winter lief!
Zijn gezicht is mos, mos zijn gezicht
Zij pakt hem op in de ruime bocht van haar arm
Beter geen Nietzsche lezen in de winter lief!
Hij bijt in haar ziel, ze heeft nog wat te krijg
Zij pakt hem op in de ruime bocht van haar arm
Een kroontje van zijde met de hand opgestikt
Hij bijt in haar ziel, ze heeft nog wat te krijg
Aanzie een man tot aan zijn onderschatte zijde
In de pers:
‘Verrassend is de verscheidenheid aan registers die ze in de bundel opentrekt. het is niet één stem die hier klinkt, en de blik verplaatst zich met het soepele gemak van een boerenzwaluw.
Arie van den Berg in NRC Handelsblad
‘De pantoens vormen wat mij betreft het hoogtepunt van deze bundel. (…) Er is weinig aan de lente veranderd is kortom een melancholische, nuchtere, lyrische en mystieke bundel. Maar ook is de bundel grappig, filosofisch, erudiet, plat en experimenteel. En dat allemaal tegelijk. Dat maakt deze bundel ongrijpbaar, en rijk, en het lezen ervan een telkens herhaald avontuur.’
Edwin Fagel op De Recensent
Er is weinig aan de lente veranderd