Onbegonnen werk

De ontvangst van het oeuvre van F. Harmsen van Beek, een casestudy

F. Harmsen van Beek (1927-2009) was een uitzonderlijk multitalent. Zij schreef proza, poëzie en essays en maakte tekeningen, collages, knipsels en kunstobjecten. Werk dat duidelijk wortelt in een internationale traditie, waarbinnen Harmsen van Beek een grote belezenheid paarde aan een uitgebreide kennis. Critici brachten de verschillende disciplines waarbinnen zij zich zo gemakkelijk verplaatste vrijwel nooit met elkaar in verband – anders dan bij mannelijke generatiegenoten. Zij reduceerden haar tot de ongrijpbare dichteres van die ene debuutbundel: Geachte Muizenpoot (1965). Haar wonderbaarlijke poëzie en proza besprak het recensentenvolk vooral in de schaduw van de vele legendes over Harmsen van Beeks privéleven. Zelfs nadat in 2012 het verzamelde werk verscheen. Een bundeling die werd aangevuld met een gulle oogst aan ongebundelde publicaties. Plus een feitelijke biografische notitie.

Den Boef en Kircz, die alles hebben bestudeerd wat ooit over Harmsen van Beek werd gepubliceerd, ontmoetten niet alleen kommer & kwel. Sommige interviews in de ether waren van hoog niveau, alsmede flonkerende academische publicaties en ontroerende literaire hommages. Onbegonnen werk was het dus niet, de interpretatie van het oeuvre. Het valt daarom te verwachten dat in de toekomst zowel lezers, critici als wetenschappers het oeuvre van Harmsen van Beek zullen herontdekken. Onverbiddelijk, om met Jan Cremer te spreken.

 

‘Dit is een langverwacht, urgent en veelomvattend genderkritisch onderzoek naar de receptie van Harmsen van Beek, dat de werking van de literaire kritiek ten aanzien van deze kunstenaar verpletterend verduidelijkt. Ik ben nu al schatplichtig aan deze degelijke studie. Van zulk voorwerk kan een biograaf alleen maar dromen. Heb mijn dank mannen!’

Prof. Maaike Meijer (biograaf van M. Vasalis en F. Harmsen van Beek)

‘Den Boef en Kircz zien hoe de meeste literatuurcritici zich geen raad weten met het zogenaamd ongrijpbare werk van de schrijfster. Dit wordt gecompenseerd door verhalen van anderen te debiteren over haar persoon, waarin mythevorming en een negatief vrouwbeeld de toon zetten. Het focussen op de persoon van de schrijver hangt samen met een tijdgeest waarin de lezer vooral geamuseerd wil worden. De conclusies van de auteurs onderschrijf ik van harte: dat literatuurcritici op scherp moeten staan, ook wat biografische informatie betreft, en dat de interpretatie van het werk van Harmsen van Beek zou winnen bij een breder perspectief dat de grenzen van het vaderlandse letterenwereldje overschrijdt.’

Prof. Kees Snoek, hoogleraar Nederlandse literatuur aan de Sorbonne, biograaf van E. du Perron en Soetan Sjahrir.