Gedichten lezen is vragen stellen, vragen waarop misschien wel twee verschillende antwoorden mogelijk zijn. Of vijf. Of niet één. Dat hangt van het gedicht af, maar meer nog van de lezer, die met zijn eigen ervaringen, meningen, stemmingen en nukken een dichtbundel doorbladert.
Zelf gedichten lezen bestaat uit 42 korte hoofdstukken met evenzoveel gedichten. Sommige lijken op het eerste gezicht tamelijk ingewikkeld, andere zijn bedrieglijk helder. Gedichten zijn geen cryptogrammen om te ontcijferen, maar kunstwerken waar je het met elkaar over kunt hebben.
Botsende meningen onderstrepen eerder de rijkdom dan de onvolkomenheid van het gedicht.
De vragen bij veel gedichten dwingen niet alleen (met uiterst zachte hand) naar mogelijke, vaak nog onbewandelde paden. Ze kunnen ook dienen om een gesprek over lyrische poëzie te beginnen, zonder te weten waarheen het avontuur van zo’n verbale wandeling de lezers leidt.
Over een goed gedicht kun je blijven praten, en telkens zal het gesprek weer over iets anders gaan.
De pers over Zelf gedichten lezen:
‘De auteurs trachten je over de streep te trekken en te helpen met je vragen over poëzie. Faure, De Jong en Jongenelen als wijze gidsen door het landschap van de lyriek.’
Carl de Strycker in de Poëziekrant
Zelf gedichten lezen